donderdag 4 april 2013

Vier sterren **** in het Parool

Geduldig speurwerk in Surinaamse goudmijn door JOHN JANSEN VAN GALEN
Jeroen Trommelen vertrekt begin 2011 voor een jaar naar Suriname, om de geheimen van de goudwinning te ontraadselen: wie profiteert ervan, wie is de dupe? 'Het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten draagt bij in de kosten op voorwaarde dat ik het nu eens écht allemaal ga uitzoeken, hoe moeilijk dat ook is,' schrijft hij. Als bestuurslid van dat Fonds herinner ik het mij niet, maar het is een goede voorwaarde.
Suriname is extreem moeilijk als het gaat om het vergaren van informatie
. Iedereen vertelt je van alles en meestal veel te veel, maar niets valt te checken. De 'mondkrant' staat vol stellige, maar onbewijsbare verhalen. De reporter wordt voortdurend aan het lijntje gehouden, het kastje en de muur zijn steeds paraat. Als hij geen heel jaar had gehad, was Trommelen niet ver gekomen.
De meeste boeken over Suriname zijn sfeerbeelden en dan kun je als schrijver een beetje roddel en overdrijving als illustratie goed gebruiken. Trommelen ging op zoek naar harde feiten en die worden niet verstrekt. Of ze worden genegeerd.
Als rode draad voor zijn boek neemt hij een dodelijke schietpartij in het gouddelversoord Maripaston. Hij weet nagenoeg aan te tonen dat degene die ervoor terechtstaat het niet heeft gedaan, maar daar heeft niemand belangstelling voor of belang bij. Zelfs de schutter niet, die reeds bekend heeft, maar uiteindelijk wordt ontslagen van rechtsvervolging.
Het binnenland van Suriname is in de laatste vijftien jaar onherkenbaar veranderd: maagdelijk oerwoud werd op grote schaal open gekapt en omgewoeld door kleine gouddelvers, die de velden verkennen voor de grote ondernemers die hen vervolgens verjagen. Waar vroeger alleen af en toe een slaperig bosnegerdorp stond, grommen nu enorme graafmachines en zijn compleet nieuwe oorden verrezen met winkels en bordelen, waar de prijs van het gebodene in grammen goud wordt opgegeven. Het is een hels landschap, maar Trommelen betrapt zich erop dat je het gewoon gaat vinden als je er vaak genoeg bent geweest.
Met uiterst geduldig speurwerk, veel kluitjes in het riet, enige vindingrijkheid in de jungle van de Surinaamse bureaucratie legt Trommelen het netwerk van de goudexploitatie bloot.
Het vergt nog wat speculatie, maar dan kan hij een top tien van grootverdieners in goud opstellen.
En wat blijkt? De veel gehoorde, regelmatig door Bouterse geuite litanie dat de buitenlanders weer met de schatten van Suriname aan de haal gaan, klopt niet. De top tien bestaat uit Surinamers, de meesten (maar niet allemaal) gelieerd aan de partij van Bouterse. En bovendien profiteert het land er de laatste jaren duchtig van: in 2011 toucheerde de staat 240 miljoen dollar uit belasting op goudwinning en accijns op de daarvoor benodigde brandstof, het is veruit zijn belangrijkste inkomstenbron.
Dat is de zonzijde van het goud, waarvoor Trommelen minder oog heeft. Tot in de jaren negentig dobberde Suriname op de inkomsten uit bauxietwinning, een buitenlandse affaire. Onder het Nederlandse bewind was goudwinning allang opgegeven, maar door Ronnie Brunswijk en zijn Junglecommando werd ze opnieuw als goudmijn ontdekt. Grote internationale firma's dragen inmiddels flinke percentages aan belasting af en Suriname kan op eigen benen staan. Het lijkt of de mythe van Eldorado, waarvoor de kapers van de West-Indische Compagnie ooit derwaarts voeren, waar is geworden.
De schaduwzijde komt aan het eind van het boek schrijnend tot uiting. Het onbeheerde oerwoud waar nazaten van weggelopen slaven hun rechten doen gelden, is op veel plekken een gele moddervlakte geworden. En een ooit bloeiend natuurreservaat als Brownsberg, dat onder auspiciën stond van het Wereldnatuurfonds, is goeddeels door goudwinning verwoest. De natuur is de dupe en dat doet een andere Surinaamse inkomstenbron de das om: ecotoerisme.
Als het klopt dat het Fonds hem de opdracht heeft gegeven dit alles nu eens grondig uit te zoeken, is Trommelen daarin glansrijk geslaagd.